Mening van een leerkracht

Het doel van deze pagina is het weergeven van de mening van een willekeurige leerkracht uit het secundair onderwijs. Het spreekt voor zich dat ook de leerkrachten in het secundair onderwijs zich in een uitstekende positie bevinden om hun mening te geven over mogelijke hervormingen van het huidig secundair onderwijs. Zij kunnen namelijk vanuit hun visie als leerkracht aankaarten welke positieve en negatieve elementen zij zelf ervaren of ervaren hebben in het huidig onderwijssysteem.

De geïnterviewde leerkracht geeft aan tevreden te zijn over zijn gevolgde schoolloopbaan en zijn huidige werksituatie als leerkracht in de tweede graad. Hij houdt bijzonder goede herinneringen over aan zijn tijd als leerling in het secundair onderwijs, maar wijst erop dat er intussen heel wat veranderd is. Zo werd er in zijn tijd op een heel andere manier lesgegeven dan nu. Veel lessen werden bijvoorbeeld ex kathedra gegeven door een autoritaire leerkracht die nauwelijks of geen tegenspraak duldde. Daarnaast waren de toenmalige leermiddelen allesbehalve optimaal in vergelijking met wat er nu voorhanden is. Handboeken uit zijn tijd karakteriseert hij als saaie opsommingen van feiten die bovendien niet altijd even up to date waren. De veranderingen die de laatste decennia hebben plaatsgevonden, hebben voor zowel de leerlingen als de leerkrachten tot heel wat positieve gevolgen geleid. Zo heeft de leerkracht aan dat hij het waardeert dat de afstand tussen leerkrachten en leerlingen is verkleind. Hij vindt dat de leerkrachten zich nu nadrukkelijker kunnen profileren als opvoeders terwijl dat vroeger allerminst het geval was. Toen lag de nadruk hoofdzakelijk op het overdragen van kennis, terwijl er nu ook tijd en ruimte is om andere zaken aan bod te laten komen die nauw aansluiten bij de leefwereld van jongeren. Daarnaast apprecieert de leerkracht dat er meer contactmogelijkheden zijn met de ouders van de leerlingen. Tot slot acht de leerkracht het positief dat de leerlingen van vandaag veel assertiever kunnen en mogen zijn. Dat was in zijn tijd als leerling nauwelijks denkbaar.

De leerkracht had al kennisgemaakt met de oriëntatienota ‘Mensen doen schitteren’ en hij had er ook al bepaalde delen uit gelezen. Hij uit zich radicaal tegen de hervormingen van het huidige onderwijssysteem. Naar zijn oordeel zouden de voorgestelde hervormingen immers een stap terug in de tijd betekenen. Hij verwijst daarbij naar het Vernieuwd Secundair Onderwijs. De hervormingen realiseren op de manier zoals ze in de nota worden voorgesteld, zou volgens de leerkracht betekenen dat men het Vernieuwd Secundair Onderwijs opnieuw zou willen invoeren. Dat soort onderwijs heeft naar zijn mening echter bewezen niet werkbaar noch haalbaar te zijn. De versmelting van het Vernieuwd Secundair Onderwijs met het Traditioneel Secundair Onderwijs heeft het beste van beide soorten onthouden. Het zou daarom een duidelijke achteruitgang van het huidige onderwijs zijn, indien men het huidige goed functionerende systeem zou verlaten voor een systeem dat in de ogen van de leerkracht veeleer minderwaardig is.

De leerkracht geeft toe dat er inderdaad enkele punten voor verbetering vatbaar zijn in het secundair onderwijs, maar hij is van mening dat die aanpassingen evengoed in het huidige onderwijssysteem kunnen worden gerealiseerd. Zo gaat de leerkracht akkoord met de stelling dat de technische en de beroepsrichtingen dringend moeten worden onderworpen aan een herwaardering, maar hij is van mening dat dit niet zomaar zal lukken door de scheiding tussen ASO, TSO, KSO en BSO te doen verdwijnen. De herwaardering kan pas gebeuren wanneer de mensen ervan overtuigd zijn dat technische en praktijkberoepen heel waardevol zijn en om dit te bereiken zal er meer nodig zijn dan andere namen te plakken op de huidige onderwijsvormen.

Een punt uit de hervormingen dat de leerkracht echt waardevol vindt, maar dat naar zijn mening ook in het huidige onderwijssysteem kan worden toegepast, is het meer en beter begeleiden van leerlingen en het zorgvuldiger bijhouden van de persoonlijke resultaten van de leerlingen in functie van een betere opvolging en ondersteuning. Daar stopt het volgens de leerkracht echter niet bij. De mensen, in casu de ouders van de leerlingen, zouden ervan overtuigd moeten worden dat de huidige begeleidingsinstanties zoals het CLB en de klassenraden een uitstekend beeld hebben van de leerlingen en hun capaciteiten. De leerkracht stelt dat in 95 % van de gevallen de adviezen van de klassenraden het CLB correct zijn. Als die uitgevaardigde adviezen beter zouden worden opgevolgd, zou, naar het oordeel van de leerkracht, het watervalsysteem veel minder frequent voorkomen. Ouders hebben nu te veel de neiging om hun eigen zin te doen en hun kind naar een studierichting te sturen die niet bij hen past waardoor in een later stadium het kind een andere richting uit moet. Hieraan hangt ook het probleem van het maken van een correcte studiekeuze op basis van interesses vast. Er wordt veel te weinig een beroep gedaan op instanties zoals het CLB terwijl die over heel goede tests beschikken die leerlingen via hun interesses kunnen sturen in een voor hen geschikte richting. Toch stelt de leerkracht dat ook hier veeleer een mentaliteitsverandering gewenst is in plaats van een hervorming van het secundair onderwijs.

Daarnaast is de leerkracht van oordeel dat de hervormingen compleet onhaalbaar zijn. Hij stelt dat veel scholen na de hervormingen, als ze al kunnen blijven bestaan, met een serieuze financiële kater zullen blijven zitten. Ook de job van leerkracht zal ingrijpende wijzigingen ondergaan die de reputatie van het beroep niet ten goede zal komen. Hij vraagt zich af hoeveel leerkrachten nog bereid zullen zijn om, in het geval van de invulling van het differentiatiepakket, voor haast elke individuele leerling aparte lessen te voorzien. Het houdt immers niet op met louter het verschil tussen remediëring en verdieping. Zowel in de groep van leerlingen die remediëring nodig hebben als in de groep van leerlingen die verdieping in een bepaalde materie wensen, zullen er heel wat onderlinge verschillen zijn. Die verschillen zullen onder meer het gevolg zijn van de grote vrijheden die de leerlingen zullen hebben in het overstappen van de ene studierichting naar de andere. De leerkracht stelt zich daarnaast de vraag hoe de eindtermen op die manier nog gerealiseerd zullen kunnen worden. De vele vragen en de weinige antwoorden bewijzen volgens hem nog maar eens hoe onhaalbaar de voorstellen uit de oriëntatienota zijn.

We kunnen concluderen dat de leerkracht eigenlijk geen nut ziet in de voorgestelde hervormingen van het secundair onderwijs. Naar zijn mening heeft een grootschalige hervorming van het onderwijssysteem geen kans op slagen en zal het ook de bestaande problemen van het huidige systeem niet wegwerken. Hij is van mening dat net binnenin het huidig secundair onderwijs aan verandering moet worden gewerkt.