Het doel van deze pagina "Toelichting bij de oriëntatienota" is duidelijkheid verschaffen in de inhoud van de nota van Pascal Smet. Dit gebeurt aan de hand van een samenvatting van de nota waarin de belangrijkste elementen verder worden toegelicht. Het spreekt hierbij voor zich dat sommige zaken ondergerepresenteerd zullen blijven en dat uiteraard niet elk detail van de nota zal kunnen worden geanalyseerd. Zo laten we bijvoorbeeld ook de nog uit te werken hoofdstukken en de belendende percelen achterwege. Wie toch alles graag tot in de puntjes naleest, kan hier de volledige oriëntatienota downloaden. Aangezien ik effectief gebruik heb gemaakt van de nota, is het ook logisch dat ik in mijn samenvatting sommige delen letterlijk heb overgenomen. Hierbij wijs ik alle mogelijke beschuldigingen van plagiaat af.
Minister Pascal Smet organiseert zijn oriëntatienota rond drie centrale punten. Aan het begin van zijn tekst besteedt hij heel wat aandacht aan de verantwoording van zijn plannen om het secundair onderwijs te hervormen. Zo bekijkt hij onder meer de sterktes en de zwaktes van het huidige systeem en probeert hij aan de hand van nieuwe bevinden over leerhoudingen en leervormen te verklaren waarom het secundair onderwijs volgens hem toe is aan vernieuwing. Vervolgens tracht hij, zoals hij het zelf noemt, "krijtlijnen" uit te stippelen die moeten helpen om het nieuwe secundair onderwijs vorm te geven. Hierbij legt hij onder andere sterk de nadruk op het valoriseren van de zogenoemde competenties. Hij meent ook dat de leerlingen zelf centraler moeten komen te staan in het onderwijssysteem en zich meer bewust moeten worden van de stappen die ze ondernemen in hun schoolloopbaan. Zo pleit hij voor het beter informeren van de leerlingen over de keuzes die hen te wachten staan. Tot slot biedt minister Smet relatief concrete richtlijnen aan over hoe de nieuwe structuur van het secundair onderwijs en de invulling van de verschillende jaren er zou moeten uitzien.
De opbouw rond deze drie centrale elementen (de verantwoording tot vernieuwing, het uitstippelen van krijtlijnen en de concrete voorstelling van een nieuwe structuur), wordt in mijn samenvatting van de nota die hierna te lezen is ook gevolgd.
De verantwoording tot vernieuwing
Onze huidige verwachtingen van het secundair onderwijs zijn hooggespannen. De jongeren van vandaag moeten niet alleen een brede waaier aan kennis voorgeschoteld krijgen, ze moeten ook begeleid worden, in de ruimste zin van het woord, in het vinden van hun eigen plaats in de maatschappij. Die taak spreekt al lang niet meer voor zich. De maatschappij is de laatste decennia sterk veranderd. Lesgeven zoals vroeger is nu helemaal niet meer haalbaar noch wenselijk.
Hoewel ons huidig onderwijssysteem reeds goed scoort in vergelijking met onze buurlanden, zijn er toch nog heel wat knelpunten die in de toekomst zouden moeten verdwijnen. Ik som hier enkele van die punten op:
- Hoewel de resultaten van de PISA-onderzoeken erop wijzen dat de Vlaamse jongeren tot de top behoren voor wiskunde, wetenschappen en leesvaardigheid, blijkt uit diezelfde resultaten dat de verschillen tussen de scores van de sterkst en de zwakst presterende leerlingen bijna nergens in Europa zo groot zijn.
- Het zogenoemde watervalsysteem (het fenomeen waarbij leerlingen in het begin van het secundair onderwijs '(te) hoog mikken'; leerlingen proberen eerst 'zwaardere studierichtingen' en zakken vervolgens, al dan niet gecombineerd met zittenblijven, naar 'lichtere studierichtingen' af) is vrij frequent in het Vlaamse onderwijssysteem. Niet alleen zorgt dit systeem ervoor dat leerlingen via een neerwaartse spiraal in de voor hen meestal niet geschikte richting terechtkomen, het zorgt er ook voor dat fenomenen zoals schoolmoeheid, een laag welbevinden onder de leerlingen, zittenblijven en spijbelen steeds meer voorkomen.
- De technische richtingen en de beroepsrichtingen kennen een opvallend negatief imago. Heel wat mensen hebben de neiging om het ASO als standaard te bestempelen en het TSO, het KSO en het BSO als lagere, soms wel minderwaardige, varianten te beschouwen waarin de zwakkere en ongemotiveerde leerlingen lesvolgen. Dit hangt samen met het hierboven vermelde watervalsysteem. Leerlingen die op een bepaald moment niet meer kunnen volgen in de hen opgedrongen, vaak niet-haalbare, richting, moeten noodgedwongen zakken naar bijvoorbeeld het TSO of het BSO. Heel wat leerlingen uit die onderwijsvormen blijken vervolgens niet gemotiveerd te zijn in de lessen. Die houding kan verklaard worden uit het feit dat hun keuze voor die onderwijsvorm niet uit vrije wil gebeurde, maar in tegendeel plaatsvond uit noodzaak. Het gaat dus om een vicieuze cirkel waarin het beeld van ongemotiveerde leerlingen in het TSO en BSO steeds blijft voortbestaan.
- Hoewel ongeveer 85% van de jongeren een diploma of studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad secundair onderwijs behaalt, wat naar internationale maatstaven uitzonderlijk goed blijkt te zijn, blijft 15% zonder enige waardevolle vorm van kwalificatie zitten. Bovendien neemt het percentage jongeren dat de school verlaat zonder diploma of studiegetuigschrift de laatste jaren alsmaar toe.
Naast deze knelpunten zijn er ook nog een aantal andere redenen waarom het huidige secundair onderwijs aan vernieuwing toe is. Ook hier som ik enkele van die redenen op:
- Allerhande recente studies brachten nieuwe inzichten aan het licht die waardevol zijn om het huidige onderwijssysteem te optimaliseren. Zo stellen onderzoekers in een OESO CERI-rapport voor om keuzes die definitieve implicaties inhouden, bijvoorbeeld een bepalende studiekeuze, zoveel mogelijk te vermijden.
- Het onderwijs van de 21ste eeuw moet voorzien in kennis, vaardigheden en attitudes die overeenkomstig zijn met de tijdsgeest. Dit betekent dat de "competenties van de 21ste eeuw", zoals kritisch denken, communicatie, ondernemerschap, zelfsturing, digitale geletterdheid en mediawijsheid in acht zullen moeten worden genomen en geïntegreerd zullen moeten worden in het onderwijs.
- De multimediale wereld waarin de jongeren van vandaag opgroeien, kent een heel arsenaal aan toepassingsmogelijkheden van mobiele communicatie en digitale media die tot voor kort ongekend waren. Hoewel jongeren tegenwoordig in staat zijn om vrij vlot om te gaan met deze nieuwe technologieën en communicatiemiddelen, is het toch essentieel dat het onderwijs van de 21ste eeuw de jongeren bewust maakt van de mogelijkheden van deze nieuwe methoden en dat het hen leert kritisch om te gaan met deze nieuwe middelen.
De combinatie van alle hiervoor opgesomde factoren doen besluiten dat er dringende hervormingen van het secundair onderwijs nodig zijn. Alleen zo zal het onderwijs tegemoet kunnen komen aan de vele eisen die de 21ste-eeuwse maatschappij het oplegt.
Het uitstippelen van krijtlijnen
De missie van het Vlaamse secundair onderwijs klinkt als volgt:
Het Vlaamse secundair onderwijs moet er voor zorgen dat de talenten van alle leerlingen worden herkend en dat alle leerlingen hun talenten maximaal ontwikkelen, en daarbij competenties en waarden verwerven waardoor ze een open en sterke persoonlijkheid ontwikkelen, deelnemen en bijdragen aan het maatschappelijk leven en met kans op succes verder leren, werken en leven.
Toch werd uit de hiervoor reeds opgesomde knelpunten al duidelijk dat het Vlaamse secundair onderwijs niet voldoet aan deze vooropgestelde missie. De hervorming van het secundair onderwijs zal dus op zodanige wijze moeten worden georganiseerd dat in de toekomst wel zal worden voldaan aan de eisen uit de bovenstaande missie.
De hervormingen van het secundair onderwijs moeten steunen op drie algemene uitgangspunten. In de eerste plaats moet het hervormde secundair onderwijs zich profileren als een competentieontwikkelend onderwijs. Daarnaast moet de realisatie van een vlottere overgang tussen het basis- en het secundair onderwijs worden bewerkstelligd. Tot slot moet een structurele aandachtsvisie voor de schoolloopbaanbegeleiding van elke individuele leerling worden ontwikkeld. Bij elk van die drie punten staan we kort even stil.
Het competentieontwikkelend onderwijs
Het competentieontwikkelend onderwijs wordt ongetwijfeld het onderwijs van de toekomst. Er wordt dan ook geijverd om bij de hervormingen van het secundair onderwijs de overstap te maken naar het competentieontwikkelend onderwijs. Maar waar staat dat soort onderwijs precies voor en wat moeten we juist verwachten onder 'competenties'? De term 'competentie' staat voor de bekwaamheid om kennis, vaardigheden en attitudes in het handelen op een geïntegreerde wijze aan te wenden voor maatschappelijke activiteiten. De focus ligt hierbij niet enkel op kennis, noch enkel op vaardigheden, noch enkel op attitudes, maar op de combinatie van de drie. Daar houdt het echter niet op. Die drie componenten, kennis, vaardigheden en attitudes, moeten namelijk op de correcte wijze kunnen worden gehanteerd in een gegeven context. Ze moeten bovendien ook kunnen worden toegepast met verschillende gradaties in verantwoordelijkheid en autonomie. Het begrip 'competentie' omvat dus kortweg het samenspel van kennis, vaardigheden, attitudes, context, verantwoordelijkheid en autonomie. Op basis van de context worden vier soorten competenties onderscheiden die jongeren in het secundair onderwijs zouden moeten verwerven:
- Persoonlijke competenties: om te kunnen functioneren in het persoonlijk leven
- Sociale competenties: om de rol als burger in een maatschappij te kunnen uitvoeren
- Beroepscompetenties: om een beroep te kunnen uitoefenen
- Wetenschappelijke competenties: om succesvol hoger onderwijs te kunnen volgen
Binnen elke van deze vier soorten competenties wordt nog een verder onderscheid gemaakt tussen sleutelcompetenties en louter contextgebonden competenties. Sleutelcompetenties zijn competenties die elk individu nodig heeft voor zijn zelfontplooiing en ontwikkeling, actief burgerschap, sociale integratie en zijn werk. Het gaat aldus om competenties van essentiële waarde om als burger te kunnen functioneren in de maatschappij. Daarom zou elke leerling al op het einde van de tweede graad in voldoende mate over deze competenties moeten beschikken. Om de term 'sleutelcompetentie' een concretere invulling te geven, heeft de Europese Commissie een lijst van acht sleutelcompetenties opgesteld:
- Competenties voor communicatie in de moedertaal
- Competenties voor communicatie in vreemde talen
- Wiskundige competenties, competenties in exacte wetenschappen en technologie
- Digitale competenties
- Leercompetenties
- Sociale en burgeschapscompetenties
- Initiatief, creativiteit en ondernemerschapcompetenties
- Competenties voor cultureel bewustzijn
Het Vlaams secundair onderwijs zou na de hervormingen deze acht sleutelcompetenties in acht moeten nemen. Toch is deze lijst slechts een leidraad die nog kan worden aangevuld met extra klemtonen, al naargelang de context en het systeem waarbinnen de competenties zullen worden toegepast. Daarom werden voor het Vlaamse secundair onderwijs nog twee competenties aan de lijst toegevoegd, namelijk 'competenties voor duurzame ontwikkeling' en 'competenties voor mentaal en lichamelijk welbevinden'. Daarnaast heeft hij bij de sleutelcompetentie voor cultureel bewustzijn uitgebreid tot 'competenties voor cultureel bewustzijn en culturele expressie'.
Het is de bedoeling dat deze tien verschillende soorten competenties het nieuw referentiekader voor het curriculum van het secundair onderwijs zullen vormen. Om die sleutelcompetenties te kunnen integreren in het secundair onderwijs zullen evenwel ook op andere niveaus maatregelen moeten worden getroffen. Een belangrijke stap in die richting werd in 2009 gezet met de goedkeuring van het decreet op de Vlaamse kwalificatiestructuur. De kwalificatiestructuur is een systematische ordening van kwalificaties op basis van een éénduidige beschrijving en inschaling van competenties die er deel van uitmaken. Het doel van deze structuur is het opstellen van een overkoepelende classificatie van kwalificaties, het brengen van helderheid in de kwalificaties en hun onderlinge verhoudingen en het komen tot een betere communicatie over kwalificaties tussen de beroeps- en onderwijswereld. Hiervoor worden twee soorten kwalificaties onderscheiden:
- Beroepskwalificaties: afgeronde en ingeschaalde gehelen van competenties waarmee een beroep kan worden uitgeoefend.
- Onderwijskwalificaties: afgeronde en ingeschaalde gehelen van competenties die via het onderwijs verworven worden en die noodzakelijk zijn om maatschappelijk te functioneren en te participeren, waarmee verdere studies kunnen worden aangevat of waarmee beroepsactiviteiten kunnen worden uitgeoefend.
Het decreet op de kwalificatiestructuur bepaalt onder meer dat voortaan in het secundair onderwijs gewerkt zal moeten worden met de hiervoor genoemde onderwijskwalificaties. Die kwalificaties zullen worden opgebouwd uit eindtermen en/of erkende beroepskwalificaties. Bovendien zullen de eindtermen voortaan in competenties moeten worden uitgedrukt en zal gebruik moeten worden gemaakt van de descriptorelementen uit de kwalificatiestructuur. Die descriptorelementen staan verder tot in de puntjes beschreven in de derde bijlage van de oriëntatienota (pagina 62-65). Daarnaast zal de overheid niet meer bepalen binnen welk specifiek vak de bepaalde eindtermen zullen moeten worden behaald. Hierdoor zal het onderscheid tussen vakgebonden en vakoverschrijdende eindtermen vervallen.
Een vlotte overgang tussen het basis- en het secundair onderwijs
De overgang van het basis- naar het secundair onderwijs vormt bij iedere leerling een belangrijke mijlpaal in de schoolloopbaan. Om de start in het secundair onderwijs zo vlot mogelijk te laten verlopen, moet al in het laatste jaar van het basisonderwijs voldoende aandacht worden besteed aan deze overstap. Naast het sensibiliseren van de leerlingen, dat verder in de nota dieper wordt behandeld, is het ook noodzakelijk dat de secundaire scholen voldoende geïnformeerd worden over hun leerlingen. Zo zou het wenselijk zijn dat alle scholen beter werk maken van het leerlingvolgsysteem en dat de persoonlijke resultaten van elke individuele leerling in een portfolio worden bijgehouden. Daarnaast moeten maatregelen worden getroffen die ervoor zullen zorgen dat er een eenduidige en heldere invulling zal worden gegeven aan de onderwijsdoelen of competenties die moeten worden verworven om het getuigschrift basisonderwijs te verkrijgen. In de praktijk blijkt namelijk dat niet iedereen die in het secundair onderwijs start de te bereiken competenties op voldoende wijze heeft behaald. Dit probleem zal in de toekomst moeten worden aangepakt. Tot slot is het ook wenselijk dat secundaire scholen aan het begin van het schooljaar hun leerlingen onderwerpen aan een screening van hun beheersing van het Nederlands. Op die manier zullen de scholen beter kunnen voorzien in de noden van hun leerlingen en indien nodig bepaalde leerlingen extra begeleiding kunnen geven om zo een vlottere overstap van het basis- naar het secundair onderwijs voor alle leerlingen te kunnen garanderen.
Een structurele aandachtsvisie voor de schoolloopbaanbegeleiding van elke individuele leerling
Naast het realiseren van een competentieontwikkelend onderzoek en een vlottere overgang tussen het basis- en het secundair onderwijs, moet ook een structurele aandachtsvisie voor de schoolloopbaanbegeleiding van elke individuele leerling worden ontwikkeld. Die aandachtsvisie valt uiteen in vijf componenten, namelijk:
- Het keuzebekwaam maken van de leerlingen
- Het structureel inbouwen van een gefaseerde studiekeuze
- Het oog hebben voor differentiëring
- Het zorgen voor een zinvolle attestering en het creëren van flexibele trajecten
- Het uitbouwen van een goed opvolgingssysteem van leerlingen
De eerste component focust op het meer keuzebekwaam maken van de leerlingen zodat ze op elk keuzemoment een bewuste en verantwoorde keuze kunnen maken. De taak van de scholen ligt hiering dat ze de leerlingen van de nodige middelen en instrumenten voorzien waarmee ze hun talenten en interesses kunnen ontdekken en in kaart brengen. Daarbij moeten ze ook beter geïnformeerd worden over de gewenste startcompetenties in verdere studierichtingen of beroepen zodat ze zich optimaal kunnen voorbereiden op bepalende keuzemomenten.
In de tweede component, het structureel uitbouwen van een gefaseerde studiekeuze, ligt één van de belangrijkste punten van de hervormingen vervat. Het realiseren van een gefaseerde studiekeuze hangt namelijk samen met het schrappen van de huidige onderwijsvormen aso, bso, kso en tso. Deze indeling ligt immers aan de oorzaak van een aantal pijnpunten van het huidige onderwijssysteem: ze verbergt in de eerste plaats grote sociale ongelijkheden, daarnaast sluit ze niet voldoende aan op het competentiegerichte denken en tot slot moeten leerlingen te vroeg een bepalende studiekeuze maken waardoor heel wat onder hen voor een studierichting kiest die niet goed bij hen past of die hen onvoldoende voorbereidt op hun individuele toekomstwensen. Het huidige gradensysteem wordt wel behouden. Concreet zal het secundair onderwijs na de hervormingen er als volgt uit zien:
In de tweede component, het structureel uitbouwen van een gefaseerde studiekeuze, ligt één van de belangrijkste punten van de hervormingen vervat. Het realiseren van een gefaseerde studiekeuze hangt namelijk samen met het schrappen van de huidige onderwijsvormen aso, bso, kso en tso. Deze indeling ligt immers aan de oorzaak van een aantal pijnpunten van het huidige onderwijssysteem: ze verbergt in de eerste plaats grote sociale ongelijkheden, daarnaast sluit ze niet voldoende aan op het competentiegerichte denken en tot slot moeten leerlingen te vroeg een bepalende studiekeuze maken waardoor heel wat onder hen voor een studierichting kiest die niet goed bij hen past of die hen onvoldoende voorbereidt op hun individuele toekomstwensen. Het huidige gradensysteem wordt wel behouden. Concreet zal het secundair onderwijs na de hervormingen er als volgt uit zien:
- Een breed algemeen vormende eerste graad: in het eerste leerjaar van de eerste graad maken de leerlingen kennis met alle belangstellingsgebieden, met nameXXX. In het tweede leerjaar van de eerste graad maken de leerlingen een eerste beperkte en omkeerbare keuze van twee belangstellingsgebieden.
- Een verbrede tweede graad: de leerlingen uit de tweede graad moeten uit één van de belangstellingsgebieden een domeinbrede studierichting kiezen die aansluit bij hun talenten of interesses. Die studierichtingen blijven in deze graad nog steeds breed en er is nog steeds de mogelijkheid om te veranderen van keuze. Voor leerlingen die van domein willen veranderen is er een gerichte remediëring voorzien waarin de ontbrekende startcompetenties kunnen worden bijgewerkt.
- Een duidelijk kwalificerende derde graad: in de derde graad hebben de leerlingen voldoende verantwoordelijkheidszin ontwikkeld en de nodige competenties verworven om een bewuste studiekeuze te kunnen maken en daarin te volharden. De leerlingen kiezen XX
Het hanteren van die nieuwe structuur zal hopelijk een antwoord bieden op de hierboven reeds vermelde problemen. Daarnaast wordt een daling verwacht in het aantal leerlingen dat schoolmoe is en het aantal leerlingen dat spijbelt. Ook wordt gemeend dat het welbevinden bij de leerlingen zal stijgen. Op de concrete voorstelling van de nieuwe structuur wordt hierna nog dieper ingegaan.
De derde component houdt in dat er voldoende aandacht wordt gegeven aan een differentiërende aanpak waarbij de sterkere leerlingen de mogelijkheid zullen krijgen om zich verder te verdiepen of te verfijnen in de reeds verworven competenties terwijl de zwakkere leerlingen de kans zullen krijgen om een gerichte remediëring te volgen. Daardoor zal het ook gemakkelijker worden om te veranderen van domein of studierichting en zal ook beter kunnen worden ingespeeld op de noden van leerlingen die in het huidige systeem bijvoorbeeld zouden moeten zittenblijven. In het hervormde secundair onderwijs is het de bedoeling dat er op een structurele wijze een differentiatiepakket zal worden ingebouwd in alle graden, belangstellingsgebieden, domeinen en studierichtingen. Alleen op die manier kan tegemoet worden gekomen aan de vele eisen van de sterk heterogene leerlingenpopulatie. De bestaande structuren die reeds als doel hebben om leerlingen individueel te ondersteunen, zoals GON, ION, OKAN, etc. zullen blijven bestaan in het nieuwe systeem.
In de vierde component wordt aandacht besteed aan een zinvolle attestering en aan het creëren van flexibele trajecten. Het huidige systeem van oriënteringsattesten zal in het nieuwe systeem worden behouden. Dit houdt in dat er nog steeds drie types oriënteringsattesten zullen zijn:
- Oriënteringsattest A: de leerling is geslaagd en krijgt toegang tot alle studierichtingen in het volgende leerjaar.
- Oriënteringsattest B: de leerling is geslaagd, maar krijgt toegang tot alle studierichtingen in het volgende leerjaar. Met een B-attest kunnen de leerling of de ouders zelf nog steeds kiezen om toch het leerjaar over te zitten. Zittenblijven wordt echter bij voorkeur vermeden omdat uit recente studies blijkt dat het toch niet de gewenste effecten oplevert.
- Oriënteringsattest C: de leerling is niet geslaagd en kan niet overgaan naar een hoger leerjaar.
Het uitreiken van een C-attest wordt bij voorkeur vermeden. Er moeten structurele maatregelen worden getroffen om grote tekorten aan het einde van het schooljaar te vermijden. Een structureel uitgewerkte, tijdige en aangepast remediëring en een adaptief en motiverend onderwijs zijn voorbeelden van dergelijke maatregelen. Ook moet de leerkracht ervoor ijveren een helder beeld van de capaciteiten, interesses en motivatie van zijn leerlingen te verkrijgen zodat er beter kan worden ingespeeld op hun specifieke noden. Indien er zich ondanks begeleiding en remediëring grote tekorten blijven voordoen, is een C-attest wel verantwoord. Er wordt geopperd om de leerling in kwestie dan vrijstelling te geven voor de vakken waarvoor hij wel geslaagd is. Dit zou de motivatie van de leerling ten goede komen.
Ook over het B-attest valt het één en ander te zeggen. Hoewel dit attest belangrijk is om te verhinderen dat leerlingen een onhaalbare keuze zouden maken, wordt de clausulering bij voorkeur enkel gehanteerd in een beperkt aantal situaties. Het centraal stellen van de remediëring en de begeleiding van de leerlingen zou ertoe moeten leiden dat zoveel mogelijk leerlingen zonder enige vorm van clausulering naar het volgende leerjaar kunnen doorstromen. Om het succes van deze remediëringspolitiek te verzekeren kan de delibererende klassenraad in de eerste en tweede graad en in het eerste leerjaar van de derde graad remediëring tijdens het daaropvolgend schooljaar verplichten. Tot slot is het handig om volgende tabel eens van naderbij te bekijken. Het geeft namelijk een goed overzicht van de maatregelen die delibererende klassenraad kan treffen:
De laatste component geeft aan dat het uitbouwen van een sterk leerlingvolgsysteem essentieel zal worden in het hervormde secundair onderwijs. Dit systeem laat immers toe dat de leerlingen zelf kunnen komen tot een meer gepaste attestering via een betere opvolging en begeleiding tijdens het schooljaar .
De concrete voorstelling van een nieuwe structuur
Zoals al werd aangegeven zal de huidige opdeling in de onderwijsvormen aso, bso, kso en tso volledig verdwijnen. In de plaats daarvan komt een nieuwe ordening die meer vertrekt vanuit de inhouden van het studieaanbod. Volgend schema levert een goed voorbeeld op van wat in het hervormd secundair onderwijs precies mogen verwachten.
In wat hierna volgt, zullen we per graad bekijken wat de nieuwe structuren precies inhouden.
Structuur en inhoud van de eerste graad
Die structuur is voor de leerlingen die het getuigschrift basisonderwijs hebben behaald. Voor de leerlingen die dit getuigschrift niet hebben behaald, is er het schakelblok. Dit systeem wordt hierna nog verder besproken. Het curriculum van de eerste graad bestaat uit drie grote blokken:
- Het basispakket
- De belangstellingsgebieden
- Het differentiatiepakket
Het basispakket
Het basispakket is zoals de naam het al aangeeft de verzameling van de algemene vakken die de leerlingen als basisvakken te verwerken krijgen. Hierbij horen onder meer Nederlands, Frans, Wiskunde, Lichamelijke Opvoeding, etc. Een opvallend element waarop moet worden gewezen, is dat in het eerste leerjaar van de eerste graad ook de vakken economie en klassieke culturen tot het basispakket zullen behoren. Dit is een belangrijk verschil in vergelijking met het huidige systeem. Vanaf het tweede leerjaar van de eerste graad zullen die vakken echter niet meer tot het basispakket behoren, maar tot de belangstellingsgebieden.
De belangstellingsgebieden
In de eerste graad komen zes belangstellingsgebieden aan bod. In het eerste leerjaar worden alle zes belangstellingsgebieden geïntegreerd bij de leerlingen. Er worden hiervoor geen aparte uren voorzien. De competenties van de belangstellingsgebieden zullen namelijk geïntegreerd worden in de vakken van het basispakket. Vanaf het tweede leerjaar worden de competenties van de belangstellingsgebieden niet meer geïntegreerd in de vakken van het basispakket, maar zullen ze vertegenwoordigd worden door een aantal specifieke vakken. Volgend schema duidt aan welke vakken bij welke gebieden zullen behoren:
De leerling kiest vervolgens uit die zes belangstellingsgebieden twee gebieden waarin hij zich verder wil verdiepen.
Het differentiatiepakket
Leerlingen met tekorten kunnen in deze apart voorziene uren remediëring volgen, terwijl de sterkere leerlingen zich extra kunnen verdiepen in bepaalde vakken.
De leerlingen die aan het einde van de eerste graad geslaagd zijn, zullen een onderwijskwalificatie op het tweede niveau van de Vlaamse kwalificatiestructuur krijgen.
Structuur en inhoud van het schakelblok
Voor de leerlingen die geen getuigschrift basisonderwijs behaalden, is er het schakelblok. Via extra begeleiding en ondersteuning in dit schakelblok kunnen die leerlingen doorstromen naar het eerste of tweede leerjaar van de eerste graad. Voor sommige leerlingen blijkt die overstap naar de eerste graad echter niet haalbaar te zijn. Die leerlingen worden daarom voorbereid op de doorstroming naar een specialiserende en kwalificerende arbeidsmarktgerichte studierichting in de tweede graad. Volgend schema illustreert het schakelblok:
Hoewel volledig geïndividualiseerde trajecten niet haalbaar zijn, wordt in het schakelblok toch voor elke individuele leerling een doel en een leertraject bepaald. De duur van dat leertraject ligt niet vast, maar het duurt maximum drie schooljaren. De competenties voor het schakelblok vormen een combinatie van de eindtermen van het basisonderwijs, de eindtermen van de eerste graad en de sleutelcompetenties. Net zoals de leerlingen in het eerste leerjaar van de eerste graad krijgen de leerlingen uit het schakelblok een basispakket aan vakken dat hier het schakelpakket wordt genoemd. Ook in die vakken is een introductie van de verschillende belangstellingsgebieden voorzien. Uiteraard wordt daarnaast ook nog heel wat aandacht besteed aan de differentiatie van de leerlingen.
Hoewel volledig geïndividualiseerde trajecten niet haalbaar zijn, wordt in het schakelblok toch voor elke individuele leerling een doel en een leertraject bepaald. De duur van dat leertraject ligt niet vast, maar het duurt maximum drie schooljaren. De competenties voor het schakelblok vormen een combinatie van de eindtermen van het basisonderwijs, de eindtermen van de eerste graad en de sleutelcompetenties. Net zoals de leerlingen in het eerste leerjaar van de eerste graad krijgen de leerlingen uit het schakelblok een basispakket aan vakken dat hier het schakelpakket wordt genoemd. Ook in die vakken is een introductie van de verschillende belangstellingsgebieden voorzien. Uiteraard wordt daarnaast ook nog heel wat aandacht besteed aan de differentiatie van de leerlingen.
De leerling in het schakelblok heeft zoals al werd aangehaald twee mogelijke uitstroomperspectieven, namelijk doorstromen naar het eerste of het tweede leerjaar van de eerste graad of doorstromen naar een aantal specialiserende kwalificerende arbeidsmarktgerichte studierichtingen van de tweede graad.
De leerlingen die de competenties van het schakelblok bereikt hebben, krijgen een getuigschrift basisonderwijs dat op het eerste niveau van de Vlaamse kwalificatiestructuur ingeschaald staat. De leerlingen die vervolgens doorstromen naar het eerste of het tweede leerjaar van de eerste graad krijgen daarnaast ook een schakelattest, terwijl de leerlingen die verder doorstromen naar de specialiserende kwalificerende studierichtingen een attest krijgen dat hen toegang verschaft tot één of meerdere van die specialiserende kwalificerende arbeidsmarktgerichte studierichtingen in de tweede graad.

De leerlingen die de competenties van het schakelblok bereikt hebben, krijgen een getuigschrift basisonderwijs dat op het eerste niveau van de Vlaamse kwalificatiestructuur ingeschaald staat. De leerlingen die vervolgens doorstromen naar het eerste of het tweede leerjaar van de eerste graad krijgen daarnaast ook een schakelattest, terwijl de leerlingen die verder doorstromen naar de specialiserende kwalificerende studierichtingen een attest krijgen dat hen toegang verschaft tot één of meerdere van die specialiserende kwalificerende arbeidsmarktgerichte studierichtingen in de tweede graad.
Structuur en inhoud van de tweede graad
De bestaande belangstellingsgebieden vertakken zich vanaf de tweede graad in een aantal domeinen. Volgend schema geeft indicatief weer hoe die onderverdeling in zijn werk zou kunnen gaan:
Elk domein omvat één domeinbrede studierichting en eventueel één of meerdere specialiserende studierichtingen. Het grootste deel van de leerlingen zal een domeinbrede studierichting volgen die een degelijke onderbouwing biedt voor alle kwalificerende studierichtingen in de derde graad die erop aansluiten. De leerlingen hier die na de tweede graad slagen, behalen een onderwijskwalificatie op het derde niveau van de Vlaamse kwalificatiestructuur.
Naast de domeinbrede studierichting kunnen sommige leerlingen al vanaf de tweede graad een meer gespecialiseerde keuze maken. Die keuze is weggelegd voor twee groepen van leerlingen. De eerste groep van leerlingen kiest in de twee graad voor een specialiserende studierichting die een vierjarige leerlijn vereist. Hierbij wordt gedacht aan studierichtingen zoals ballet of topsport. De tweede groep van leerlingen stroomt door ui het schakelblok en kan kiezen uit een beperkt aantal specialiserende beroepsgerichte en kwalificereende studierichtingen die na slagen leiden tot een onderwijskwalifcatie op het tweede niveau van de Vlaamse kwalificatiestructuur. Op die manier beschikken de leerlingen die na de tweede graad het secundair onderwijs zouden verlaten over een volwaardige arbeidsmarktgerichte onderwijskwalificatie. Toch is het de bedoeling dat die leerlingen doorstromen naar de derde graad om er een hogere arbeidsmarktgerichte onderwijskwalificatie op het derde niveau te behalen.
De leerlingen uit de tweede graad krijgen nog de kans om zich te heroriënteren wanneer ze merken dat ze een verkeerde keuze hebben gemaakt. Zowel in de domeinbrede studierichtingen als in de specialiserende studierichtingen kan na het eerste leerjaar van de tweede graad nog veranderd worden van domein. Om die overstap te ondersteunen moet worden voorzien in structurele differentiatiepakketten.
Op het einde van de tweede graad wordt verwacht dat de leerlingen een definitieve specialisatie kiezen. Ook voor de leerlingen die aan het begin van de derde graad nog willen overstappen naar een andere studierichting moet worden voorzien in structurele differentiatiepakketten.
De derde graad bestaat net als de tweede graad uit drie grote blokken: het studierichtinggebonden pakket, de brede vorming en het differentiatiepakket.
In principe zijn er na het eerste leerjaar van de derde graad geen overgangsmogelijkheden meer.
Leerlingen die geslaagd zijn aan het einde van de derde graad ontvangen het diploma secundair onderwijs. De diploma's secundair onderwijs situeren zich echter niet allemaal op hetzelfde niveau van de Vlaamse kwalificatiestructuur zoals hierboven al werd aangegeven.
Na de derde graad
Opstap naar de arbeidsmarkt
In principe kan iedereen na het secundair onderwijs gaan werken. Toch worden enkel de leerlingen die een studierichting volgen die leidt tot een arbeidsmarktgerichte onderwijskwalificatie in voldoende mate voorbereid op een intrede opde arbeidsmarkt. Die studierichtingen omvatten immers minstens één volledige beroepskwalificatie.
Overgang naar verdere studies
Alle leerlingen met een onderwijskwalificatie van het vierde niveau kunnen rechtstreeks doorstromen naar het hoger onderwijs. De leerlingen die een studierichting volgden die leidt tot een doorstroomgerichte onderwijskwalificatie, beschikken over alle competenties om te starten in het hoger academisch of professioneel onderwijs. De leerlingen met een onderwijskwalificatie van het vierde niveau binnen de arbeidsmarktgerichte studierichtingen hebben eveneens volledig toegang tot het hoger onderwijs, maar ze worden eigenlijk vooral voorbereid op het hoger professioneel onderwijs.
Structuur en inhoud van de derde graad
De derde graad bestaat uitsluitend uit specialiserende en kwalificerende studierichtingen. Elke leerling kiest voor een specialisatie en dus voor één studierichting. Binnen die twee studierichtingen kunnen drie types worden onderscheiden:
- Studierichtingen die uitsluitend gericht zijn op intrede op de arbeidsmarkt. Ze leiden tot een onderwijskwalificatie van het derde niveau van de Vlaamse kwalificatiestructuur. Het is niet mogelijk om met een dergelijke onderwijskwalificatie rechtstreeks hoger onderwijs aan te vatten.
- Studierichtingen die gericht zijn op intrede op de arbeidsmarkt, maar eveneens voldoende kansen geven om verder te studeren in het hoger professioneel onderwijs. Ze leiden tot een onderwijskwalificatie van het vierde niveau van de Vlaamse kwalificatiestructuur.
- Studierichtingen die geen beroepskwalificatie omvatten maar die terug gaan op een wetenschappelijke specialisatie en die primair op doorstroming naar het hoger onderwijs gericht zijn. Ze leiden tot een onderwijskwalificatie van het vierde niveau van de Vlaamse kwalificatiestructuur.
In principe zijn er na het eerste leerjaar van de derde graad geen overgangsmogelijkheden meer.
Leerlingen die geslaagd zijn aan het einde van de derde graad ontvangen het diploma secundair onderwijs. De diploma's secundair onderwijs situeren zich echter niet allemaal op hetzelfde niveau van de Vlaamse kwalificatiestructuur zoals hierboven al werd aangegeven.
Na de derde graad
Opstap naar de arbeidsmarkt
In principe kan iedereen na het secundair onderwijs gaan werken. Toch worden enkel de leerlingen die een studierichting volgen die leidt tot een arbeidsmarktgerichte onderwijskwalificatie in voldoende mate voorbereid op een intrede opde arbeidsmarkt. Die studierichtingen omvatten immers minstens één volledige beroepskwalificatie.
Overgang naar verdere studies
Alle leerlingen met een onderwijskwalificatie van het vierde niveau kunnen rechtstreeks doorstromen naar het hoger onderwijs. De leerlingen die een studierichting volgden die leidt tot een doorstroomgerichte onderwijskwalificatie, beschikken over alle competenties om te starten in het hoger academisch of professioneel onderwijs. De leerlingen met een onderwijskwalificatie van het vierde niveau binnen de arbeidsmarktgerichte studierichtingen hebben eveneens volledig toegang tot het hoger onderwijs, maar ze worden eigenlijk vooral voorbereid op het hoger professioneel onderwijs.
Voor jongeren met een onderwijskwalificatie op niveau drie van de Vlaamse kwalificatiestructuur kan een Se-n-Se-opleiding een ideaal vervolgtraject zijn, waarbij bijkomende specialisatie centraal staat en waarmee een onderwijskwalificatie van het vierde niveau kan worden verworven. Op die manier kunnen die leerlingen, mits het eerst nog verplicht volgen van een voorafgaande schakelprogramma, instappen in een academische of professionele bachelor.
Ook een opleiding hoger beroepsonderwijs of HBO5 is een mogelijke optie. Die opleiding leidt tot een onderwijskwalificatie van het vijfde niveau, maar vormt tevens ook een ideale opstap naar een professionele bachelor. Jongeren met een onderwijskwalificatie van het derde niveau kunnen ook instromen naar een HBO-opleiding, maar zullen over het algemeen een voorafgaand schakelprogramma moeten volgen om eventuele ontbrekende competenties bij te werken.
Daarnaast kan iedereen die niet over het vereiste onderwijskwalificatieniveau beschikt via een toelatingsproef alsnog trachten in het hoger onderwijs starten.
Tot slot geeft onderstaande afbeelding nogmaals duidelijk weer welke vervolg- of doorstroomtrajecten leerlingen na de derde graad van het secundair onderwijs precies kunnen volgen:
